En toen kwam de brug...

reactiedatum 1927
Willie wijst een foto aan in een artikel uit de Gelderlander van 1940 over blokken ijs in de winter van 1940. Willie wijst een foto aan in een artikel uit de Gelderlander van 1940 over blokken ijs in de winter van 1940. Hetty Kruijswijk

Het verhaal van de veerbaas bij Pannerden


Willie Bouwman (1927) was veerbaas van de trekpont over het Berghoofseveer in Pannerden. De trekpont is van 1913 tot 1972 in handen geweest van de familie Bouwman. De veerpont lag 50 meter ten oosten van waar nu de brug ligt. Zijn vader is in 1913 begonnen met de trekpont over het Berghoofseveer in Pannerden om op vaste tijden fabrieksmensen over te zetten.

“De dertiger jaren waren economisch een slechte tijd. We hadden de Turmac en Gimborn in Zevenaar en aan deze kant van het water de steenfabrieken. Het veer was, naast de boerderij, de broodwinning van ons gezin. De mensen betaalden voor het overzetten. Voor een lopende was dat 5 cent, voor iemand met een fiets 10 en met een auto 35 cent. Het veer was dag en nacht in gebruik. ’s Nachts trokken ze aan de bel, die met een draad aan de andere kant verbonden was en zo wisten wij dat er iemand naar de overkant moest.

Geen elektriciteit

We werkten in weer en wind. Het was een hard leven. Ik kan mij niet herinneren dat de veerman in 37 jaar ziek is geweest. We wasten ons met de hand met het water uit de Oude Rijn. Er was geen elektriciteit. De verlichting was een petroleumlamp om in het donker te kunnen zien wie er naar de overkant moest. Er was maar één auto op het eiland, die van de burgemeester. De meeste mensen gingen met de fiets. Er was geen telefoon. Als er een dokter moest komen dan gingen we met de fiets naar Duiven om een dokter te halen.

Kracht zetten

De trekpont had een klos die dwars op een kabel zat en daar trok je aan. Het was meer duwen dan trekken. Je bleef op de plaats staan en de pont bewoog dan vooruit. Je moest wel kracht zetten. Bij hoog water, hielpen de mensen mee om de pont naar de andere kant te krijgen. We deden extra klossen op de kabel. Midden op het water moesten we een bocht maken en dan rolden we de kabel uit. Die kabel moest er dan weer uit en omgegooid worden in de andere rol. Dat was een heel werk. Later hebben we een motorboot gekocht en die legde we langs de pont. We rekenden het dubbele tarief maar er kwamen ook minder mensen die overgezet wilden worden. Ik weet nog dat de benzine 7 cent kostte.

Het was een paradijs

Tot 1972 heb ik de boerderij met het veer gehad en toen kwam de brug. Mijn huis is in dat zelfde jaar afgebrand. Als je 's morgens om vier uur opstond om de eerste mensen over te zetten was het zo mooi. Het water was rijk aan vis. Je kon de snoek zien zwemmen. Er waren meerkoeten, watereendjes en de karekiet kon je horen. Je had van die mooie plompe bladeren en daar liepen waterhoentjes overheen om vliegjes te vangen. Het was een paradijs. Toen de brug kwam zijn ze niet goed met de natuur om gegaan.

Ze noemden ons ‘paardenmensen’

Met laag water bouwden wij met planken een waterkering. Hierdoor kwam het water omhoog en kon je er weer doorheen varen. We keerden het water een kleine halve meter. Water is sterk hoor! De vrachtwagens werden hoe langer hoe zwaarder. Op de pont konden wij ongeveer 3,5 ton vervoeren. Bij zwaar vervoer maakten we met klemmen de spuigaten dicht en zo kon je meer gewicht vervoeren. We hebben meegemaakt dat er een te zwaar beladen vrachtwagen onder water was gegleden en dat we die met drie paarden op de wal hebben getrokken. Ze noemden ons de ‘paardenmensen’. Wij waren goed voor de paarden en de paarden goed voor ons. Rond 1956 hebben we een tractor gekregen.

De winter van 1940

In de winter van 1940 was het heel erg koud en had het heel hard gevroren. Er waren bonken ijs van meer dan een halve meter dik. Door het afwisselend dooien en vriezen ontstonden er heel veel lagen ijs op elkaar. De Hollandse soldaten hebben samen met de mensen uit het dorp het ijs kapot gezaagd. Dit deden ze om het veer weer op gang te krijgen. We sloegen een gat in het ijs en met een lange trekzaag stonden we in het ijs te zagen. Met een kabel om een blok ijs en drie paarden trokken we die brokken ijs eruit. Het dorp had er belang bij dat de melkboer en de postbode over het veer konden. We maakten een pad over het ijs dat met zand werd bestrooid. Ik deed het werk om het looppad begaanbaar te houden. Zelf ben ik met paard en wagen over de dichtgevroren Rijn gereden. In 1944 hebben ze de pont ‘droog laten vallen’. Men kon niet meer van het eiland af, Pannerden was geëvacueerd.”

Interviewer en auteur: Hetty Kruijswijk

Tags:

Geef een reactie