Huilen, dat deed je ‘s nachts

reactiedatum 1931
Huilen, dat deed je ‘s nachts Chalmers Butterfield

Vrouw in de jaren 1950

In een rustige straat in een klein dorp in Gelderland woont Elisabeth (1931) nog steeds zelfstandig in een twee-onder-een-kapwoning. Vier dagen in de week is ze nog actief met bridgen. Haar man overleed in 1972, een verdrietige periode die tegelijkertijd voor een kentering in haar leven heeft gezorgd. Hoe anders zou haar leven geweest zijn als ze dit niet had meegemaakt?

“Ik ben tijdens onweer in Loo geboren, vertelde mijn moeder vroeger. In die tijd had je geen auto en telefoon was er ook nauwelijks. Dus stapte mijn vader op de fiets om de huisarts te gaan halen. Mijn ouders hadden een tuinderij, waar ik veelvuldig heb geholpen met het plukken van bessen, bonen hakken of plukken. Als je uit school kwam dan moest je helpen, dat was heel gewoon. Ik ben opgegroeid in een klein gezin. Ik had alleen een broer, die tweeëneenhalf jaar ouder was dan ik. Dat was vrij bijzonder voor die tijd, toen de pastoor nog langs kwam om te vragen waarom er niet meer kinderen kwamen. Tot aan de Tweede Wereldoorlog leefden we heel rustig in Loo aan de dijk.”

Oorlogstijd

“Totdat de Duitsers binnenvielen en ook ons huis bezetten. Wij sliepen op bedden van stro in de schuilkelder, die mijn vader aan het eind van het erf zelf had gebouwd. Aan het eind van de oorlog moesten wij evacueren. We hebben bij verschillende gezinnen onderdak gekregen, mensen waren heel hulpvaardig. Dat was een spannende tijd. Toen we terugkeerden naar ons huis bleek dat de voorkant van het huis verwoest was. Ook de glazen bakken waarin de groentes verbouwd werden. Alles was kapot.

Huishouding

Na de oorlog ging ik naar de huishoudschool. Je ging trouwen, dus dan moest je goed zijn in het huishouden. Vooral in naaien, dat was belangrijk. Dat vond ik wel jammer. Sterker nog, ik vond het een gemis dat ik niet door kon leren. Ik trouwde midden in de jaren ‘50, verhuisde naar een dorpje verderop en kreeg twee kinderen. Ook in die tijd was dat nog vreemd en kwam de pastoor langs om de slaapkamer te inspecteren en te kijken wat we zoals lazen. We hadden kokosmatten op de grond, die moest je er iedere week uithalen om te kloppen. Er moest geschrobd en gedweild worden; wassen deed ik met een wasbord.

Verdriet

Dat gemis van een opleiding werd nog sterker toen ik op mijn 41e weduwe werd en thuis zat. De vrijheid wende snel, en de eenzaamheid heb ik op de koop toe genomen. Financieel was alles goed geregeld, maar ik wilde meer, iets met mensen doen. Het eerste jaar na het overlijden van mijn man was zwaar, je leeft in een soort roes. Maar niemand begreep wat er echt in mij omging. Een keer flink uithuilen en praten over wat er in me omging was er niet bij. Dat deed je niet. Huilen deed ik ’s nachts, alleen in bed. Wat mij er uiteindelijk bovenop geholpen heeft, is dat ik ben gaan werken.

Rode Kruis

Via het Rode Kruis heb ik een cursus gevolgd en ben ik bij het bejaardentehuis, als vrijwilliger gaan werken. Ik verzorgde allerlei cursussen: breien en naaien voor de dames en figuurzagen en vogelhuisjes maken voor de heren. Van iemand die veel thuis zat, ben ik veranderd in een ontwikkelde en zelfstandige vrouw.” 

 Interviewer en auteur: Claske Helders

Tags:

Geef een reactie